Over de roedel en ontwikkeling van het gedrag!
De roedel:Een hond is een roedeldier. De roedel waarin ze leven is het gezin waar ze in terecht komen. De samenstelling van van deze "roedel" kan bestaan uit meerdere honden, mensen en soms andere huisdieren of een mix van dit alles. Waar de hond woont, is zijn roedel en waar hij mee samenwoont zijn de roedelgenoten. Nu werkt het zo, als wij willen dat de hond een fijn gezinslid wordt en gewenst gedrag vertoont dan moeten wij meer honds gaan denken. Onze hond heeft net als zijn voorouders de wolf bescherming nodig. Als hij dat niet krijgt zal hij zich genoodzaakt voelen om deze rol op zich te nemen. Als er namelijk niemand is die de leiding op zich neemt is de roedel ten dode opgeschreven. Dit zit in het systeem van de hond en dat kunnen wij mensen niet veranderen. In een roedel nemen de anderen het gedrag van de leider over. Dit betekent dat als je een pup in huis neemt en deze ziet de eigenaar als leider, dan leert hij van de eigenaar op welke manier je hoort te communiceren met roedelgenoten. Dus stel dat jij je hond gaat opvoeden met stemverheffing, en boos kijken, dan leer je de hond dat dit een normaal communicatiemiddel is in jullie roedel, de pup kopieert dus altijd het gedrag van de leider.
|
Ontwikkelen van het gedrag:
Neonatale fase (vanaf geboorte tot 14 dagen)
Pups worden blind en doof geboren. Het enige wat ze kunnen is een tepel vinden, zuigen en warmte zoeken. Ze kruipen dicht bij elkaar en tegen de moeder aan om zichzelf warm te houden. Ze zijn volledig afhankelijk van de moeder.
Overgangsfase (Vanaf 14 tot 21 dagen)
Tussen de 14 de en de21 dag kunnen ze horen en zien. Tevens beginnen ze nu wat beter te bewegen om dingen te kunnen onderzoeken.
Eerste socialisatiefase (vanaf 21 dagen tot 12 weken)
In deze periode begint de socialisatie van de pup. In deze periode moet de pup met zoveel mogelijk zaken kennis maken. De pup leert dan met nieuwe situaties om te gaan. De lichamelijke ontwikkeling gaat razend snel. De pups oefenen zich in gedrag en omgaan met elkaar in het nest. In het begin van deze periode staat de pup open voor alle nieuwe indrukken. Hij wil alles benaderen wat onbekend is en is meestal nergens bang voor. Langzamerhand neemt de neiging tot benaderen van het onbekende af en ontwikkelt zich angstgedrag voor sommige onbekende dingen. Aan het einde van de socialisatiefase (t/m 11 de week) is het ontwijken maximaal en het naderen minimaal. Als de pup goed gesocialiseerd is zal je hier nauwelijks iets van merken. De pup kan natuurlijk nog steeds ergens van schrikken, maar zal zich snel herstellen. Als er in het geheel geen of nauwelijks socialisatie heeft plaats gevonden(de pup is geboren en getogen in een kennel zonder contact met mensen) dan zal er ook een grote angst bestaan voor mensen. Als de hond niet gesocialiseerd is met andere honden, dan zal er een grote angst ontstaan voor honden. Dit betekent dus dat deze hond altijd in angst leeft bij nieuwe situaties. Dit noemt men ook wel kennelsyndroom en dit is onomkeerbaar. Honden leren door goede socialisatie te generaliseren. Bij goede ervaringen met verschillende mensen vindt de hond dus vreemde mensen leuk tot iemand het tegendeel bewijst. In zo'n geval vindt de hond dan slechts die ene niet meer leuk, maar de anderen nog wel.
Angstfase (vanaf 12 weken tot 6 maanden)
In deze periode, ook wel de 2 de socialisatieperiode genoemd, is het van belang door te gaan met het socialiseren. De hond is in deze periode gevoeliger voor het oplopen van een trauma, daarom is juiste begeleiding voor zaken waar hij bang voor is van groot belang. Het is normaal dat een pup onbekende dingen wat voorzichtiger benaderd in vergelijking met de eerste socialisatieperiode. Hoeveel last hij daarvan heeft, heeft ook te maken met de genetische achtergrond, maar ook zeker hoe de eigenaar hiermee omgaat. Als er niet wordt door gesocialiseerd, vindt desocialisatie plaats en creëert men weer angsten. Het is dus van belang dat men in het eerste jaar hier veel aandacht voor heeft.
Puberteit (vanaf 6 tot 9 maanden)
In deze periode wordt de hond volwassen en wil dan nog weleens zijn grens opzoeken. Met goede begeleiding is dit prima te corrigeren, mits de hond goed is gesocialiseerd. Door er in zijn eerste jaar veel tijd in te stoppen in het socialiseren en begeleiden van u pup, zult u een lieve, sociale en stabiele hond hebben, waar u de rest van zijn leven plezier aan beleeft.
Wilt u meer weten over puppygedrag, lees dan ook eens het blog overprikkeling en vermoeidheid bij pups.
Inhoudsopgave:
Pups worden blind en doof geboren. Het enige wat ze kunnen is een tepel vinden, zuigen en warmte zoeken. Ze kruipen dicht bij elkaar en tegen de moeder aan om zichzelf warm te houden. Ze zijn volledig afhankelijk van de moeder.
Overgangsfase (Vanaf 14 tot 21 dagen)
Tussen de 14 de en de21 dag kunnen ze horen en zien. Tevens beginnen ze nu wat beter te bewegen om dingen te kunnen onderzoeken.
Eerste socialisatiefase (vanaf 21 dagen tot 12 weken)
In deze periode begint de socialisatie van de pup. In deze periode moet de pup met zoveel mogelijk zaken kennis maken. De pup leert dan met nieuwe situaties om te gaan. De lichamelijke ontwikkeling gaat razend snel. De pups oefenen zich in gedrag en omgaan met elkaar in het nest. In het begin van deze periode staat de pup open voor alle nieuwe indrukken. Hij wil alles benaderen wat onbekend is en is meestal nergens bang voor. Langzamerhand neemt de neiging tot benaderen van het onbekende af en ontwikkelt zich angstgedrag voor sommige onbekende dingen. Aan het einde van de socialisatiefase (t/m 11 de week) is het ontwijken maximaal en het naderen minimaal. Als de pup goed gesocialiseerd is zal je hier nauwelijks iets van merken. De pup kan natuurlijk nog steeds ergens van schrikken, maar zal zich snel herstellen. Als er in het geheel geen of nauwelijks socialisatie heeft plaats gevonden(de pup is geboren en getogen in een kennel zonder contact met mensen) dan zal er ook een grote angst bestaan voor mensen. Als de hond niet gesocialiseerd is met andere honden, dan zal er een grote angst ontstaan voor honden. Dit betekent dus dat deze hond altijd in angst leeft bij nieuwe situaties. Dit noemt men ook wel kennelsyndroom en dit is onomkeerbaar. Honden leren door goede socialisatie te generaliseren. Bij goede ervaringen met verschillende mensen vindt de hond dus vreemde mensen leuk tot iemand het tegendeel bewijst. In zo'n geval vindt de hond dan slechts die ene niet meer leuk, maar de anderen nog wel.
Angstfase (vanaf 12 weken tot 6 maanden)
In deze periode, ook wel de 2 de socialisatieperiode genoemd, is het van belang door te gaan met het socialiseren. De hond is in deze periode gevoeliger voor het oplopen van een trauma, daarom is juiste begeleiding voor zaken waar hij bang voor is van groot belang. Het is normaal dat een pup onbekende dingen wat voorzichtiger benaderd in vergelijking met de eerste socialisatieperiode. Hoeveel last hij daarvan heeft, heeft ook te maken met de genetische achtergrond, maar ook zeker hoe de eigenaar hiermee omgaat. Als er niet wordt door gesocialiseerd, vindt desocialisatie plaats en creëert men weer angsten. Het is dus van belang dat men in het eerste jaar hier veel aandacht voor heeft.
Puberteit (vanaf 6 tot 9 maanden)
In deze periode wordt de hond volwassen en wil dan nog weleens zijn grens opzoeken. Met goede begeleiding is dit prima te corrigeren, mits de hond goed is gesocialiseerd. Door er in zijn eerste jaar veel tijd in te stoppen in het socialiseren en begeleiden van u pup, zult u een lieve, sociale en stabiele hond hebben, waar u de rest van zijn leven plezier aan beleeft.
Wilt u meer weten over puppygedrag, lees dan ook eens het blog overprikkeling en vermoeidheid bij pups.
Inhoudsopgave:
- Prikkelverwerking bij puppy's.
- Hoe herken je een dominante pup.
- Wat kan je doen als de pup jou bijt.
- Corrigeer een pup niet bij overprikkeling.
- Negatieve aandacht is ook aandacht.
- Meer bijten wanneer de tandjes doorkomen.
- Giardia en gedragsproblemen.
- Socialiseren kan fout gaan, traumatiseren.